Tags

Mijn moeder en de Schriele Gevangene

Mijn moeder zou vandaag 99 zijn geworden. Altijd als ik gesoigneerde fascisten op de kanalen zie moet ik aan haar denken. Vooral aan het oorlogstrauma dat ervoor gezorgd heeft dat ook ik weet dat iedereen een stem mag hebben, zelfs als daar uitsluitend haat mee wordt gezaaid.

Toch voel ik steeds vaker een intense frustratie als ik de verlokking (of roeping?) niet kan weerstaan om toch naar het debiele mensonterende gebral te moeten luisteren. Vandaar dat ik mijn moeders geboortedag ga misbruiken om het verhaal van haar oorlogstrauma te vertellen.

Je zou kunnen stellen dat ik deels vanwege dit verhaal schrijver ben geworden, in plaats van copywriter of bedrijfspsycholoog of iets anders met een substantieel pensioen en toekomst-perspectief. Maar genoeg over mijn successen. Ik laat mij moeder aan het woord.

Zo zag ze er in de oorlog uit.

Image

>> De luchtlanding bij Arnhem in september 1944 werd een debacle, dat ook voor de Zwaluwenburg grote gevolgen had. Doordat de elektriciteitscentrale werd uitgeschakeld zat een groot gedeelte van Midden-Nederland zonder stroom en omdat we een elektrische pomp hadden voor onze watervoorziening, zaten we ook zonder lopend water.

We hadden een grote kelder met drie aaneengesloten gewelven. In het achter­ste gewelf was een ouderwetse zwengelpomp, maar de toegangsdeur zat voor­aan waardoor we helemaal naar achteren moes­ten om water te halen. Geluk­kig zaten er gleuven in de gewelven, waardoor er wat daglicht binnen­kwam, maar al gauw stond er water op de vloer en moes­ten we over plankieren naar die verre uithoek. Het ouderwetse zwengelen verloor al gauw haar aan­vanke­­lijke charme!

De Slag bij Arnhem had ook politieke gevolgen. NSB'ers en andere colla­bo­ra­teurs sloegen op de vlucht naar Duitsland toen ze beseften dat het menens werd. Dit incident speelde zich rond die tijd af.

Twee meisjes kwamen opgewonden de keuken binnenstormen en riepen: ‘Zuster Horst, de ondergrondse houden hier een hoge pief verborgen. Er lopen mannen in de tuin met geweren om hem te bewaken.’ Het klonk te bizar om waar te zijn, maar hun opwinding was echt, dus ik ging mee naar boven. Aan die kant van het huis was er één raam dat uitkeek op de zijtuin, en daar liepen inderdaad twee jongemannen met een pistool op de heup en een geweer over de schouder!

Hoe moest ik dit in hemelsnaam aan de meisjes verklaren? Gelukkig was iedereen op de hoogte van de Slag om Arnhem en de Duitsers hadden het natuurlijk breed uitgemeten toen het een mislukking werd voor de geallieerden. Het enige wat ik kon bedenken was: ‘Die kwajongens denken zeker dat de oorlog voorbij is! Ik ga uitzoeken wat er is en kom het jullie daarna vertellen. Ga terug naar de keuken en mondje dicht!’

Image

Ik was echt bang dat ze de huiska­mer zouden binnenstormen en het aan iedereen zouden vertellen! Het had weinig zin om naar zuster Boerema te gaan, bedacht ik. Als ze van niks wist zou ze me niet kunnen helpen en als ze het wél wist en niet had tegengehouden, dan was ze stapelgek! Dus ik ging naar Evert, die eerst uit huis gelokt moest worden, omdat zijn vrouw een enorme zenuw­pees was. In de garage vroeg ik: ‘Weet jij dat er twee idioten wachtlopen in onze tuin? Tot de tanden toe gewapend!’

Hij schrok. ‘Lopen ze in de tuin?’

‘Dus je weet hiervan?!’

Hij knikte.

‘Wat of wie bewaken ze dan?’

Hij aarzelde.

‘Een aantal patiënten hebben die kerels gezien! Je weet wat er gebeurt als er een wegloopt. Wie zijn ze aan het bewaken?’

‘Een NSB’er.’

‘Zijn jullie nou helemaal gek geworden?!’

Hij wou wat zeggen, maar ik onderbrak hem. ‘Die kerels moeten zo onopval­lend mogelijk ver­trek­ken. En zorg dat er geen wapens te zien zijn!’

Even later zag ik ze over de brug wandelen. Geen wapen inzicht.

‘En nou moet die man weg,’ zei ik. ‘Zo snel mogelijk,want je kunt er don­der op zeggen dat de Duitsers komen. Nie­mand wil slachtof­fer wor­­den van dit soort stommiteit. Des­noods breng ik hem zelf naar het politiebureau!’

Toen bedacht ik ineens: ‘Wie heeft de sleutel van die deur?’

Evert haalde hem tevoorschijn.

‘Geef maar hier. Het is echt behoorlijk stom, Evert, dat ze die man hier heb­ben vastgezet. Ik meen het: als het moet breng ik hem zelf naar de politie.’

‘Hij heeft ook boeien om. Daar hebben zij de sleutels van.’

‘Des te beter,’ zei ik. ‘Dan leveren we hem geboeid af.’

Evert verdween op zijn fiets en ik ging terug naar de keuken, waar ik aan de meisjes vroeg of ze die jongens ooit eerder hadden gezien.

Ze schudden van nee.

‘Evert ook niet,’ loog ik. ‘Kennelijk kwajongens die de meisjes wilden impo­ne­ren. Die geweren waren niet eens echt. Evert heeft ze wegge­jaagd. Er zit ook helemaal niemand vast. Evert is zelf gaan kijken.’

Ik liep met ze mee naar de huiskamer, voor het geval er gevraagd werd waar­om ze zo lang waren weggebleven. In de huiskamer zaten de gezus­ters Boerema met de naaigroep. Er heerste volmaakte rust.

Meer kon ik niet doen, dus ik liep naar de keuken en ging verder met mijn werk. Maar het bleef malen in mijn hoofd. Hoe konden ze zo stom zijn? De ond­­er­grondsen waren betrokken geweest bij het onderduikersdrama en moesten toch weten hoe vaak we huiszoekingen kregen? Als het een andere verzets­groep was, van verder weg, waarom zouden ze dan juist voor ons kiezen? Hoe hadden ze die man bij ons binnen weten te smokkelen? En zou Evert hen weten te vinden?

Image

Het werd nog raadselachtiger toen mijn collega Truus rond etenstijd binnen­kwam en me apart nam. ‘Bertha heeft gezegd dat ik die man eten moet geven. Waar is Evert?Hij schijnt de sleutel te hebben. Ik vind het best eng, ga je met me mee?’

Dus Boerema wist ervan! Ik was woedend. Steeds weer liet ze me overal voor opdraaien. ‘Heeft ze dat en plein public aan je gevraagd?’

‘Nee,’ zei Truus timide.

‘Wie weet er nog meer van?’

‘Alle zusters, geloof ik.’

Ik was des duivels. ‘Ik ga wel. Hoe minder mensen hij ziet, hoe beter! Neem Bertha apart en zeg haar dat we niet kunnen eten voor­d­­at Evert terug is. Kom af en toe even kijken in de keuken. Ik kan alleen naar die man toe als iedereen aan tafel zit. En hou Bertha uit mijn buurt, want ik be­g­­a een moord! Zeg haar maar dat de patiën­ten het al weten. Mis­schien beseft ze dan wat voor stommiteit ze heeft be­gaan! Zeg ook tegen de andere ver­pleeg­sters dat ze alle meiden zo goed mogelijk in de gaten moeten houden.’

Evert kwam terug. De ondergrondse begreep dat we bang waren en zouden hun gevangene zo snel mogelijk bij ons weghalen.

‘Dank je, Evert,’ zei ik. ‘Heb jij de andere sleutels ook?’

Hij haalde ook de sleutels voor de handboeien uit zijn zak.

‘Waarom zoveel?’

‘Handen en voeten,’ antwoordde Evert.

‘En ook nog een slot op de deur? En twee gewapendebewakers? Wie is die man in hemelsnaam?’

Evert zei dat hij het niet wist.

Truus had Evert zien aankomen en kwam vertellen dat iedereen aan tafel zat. ‘Probeer ze zo lang mogelijk aan tafel te houden,’ zei ik.

Toen schepte ik een bord eten op en ging ik naar de gevangene. Ik probeerde Evert naar huis te sturen, maar hij weigerde. We liepen zo dicht mogelijk langs de muur, zodat ze ons vanuit het huis niet konden zien. Evert deed de deur open en bleef uit het zicht wachten.

Ik verwachtte een soort filmboef, die mij zou proberen te intimideren, maar er zat een doodsbang schriel kereltje.

‘Ik zal uw handen losmaken,’ zei ik.

De man keek naar zijn voeten en ik zag dat de boeien zo strak zaten dat zijn enkels open geschaafd waren.

Het was even zoeken voordat ik de juiste sleutels vond. ‘Als u heeft gegeten, doe ik deze weer om. Ik ga even water halen en iets voor die enkels.’

Hij stak een hand uit en zei zachtjes: ‘Een bijbel? Alstublieft.’

Nog nooit had ik iemand zo bang gezien. Zijn hele lichaam beefde.

Ik vulde snel een kan met water en liep daarna naar mijn kamer, waar ik mijn nieuwe testament en een handdoek haalde. Daarna ging ik terug naar de keuken. Iedereen zat nog aan tafel.

Evert was bij die man gebleven. Hij had niet veel gegeten, maar dronk wel veel. Ik verzorgde zijn enkels zo goed mogelijk en deed de handdoek eromheen. Daarna gaf ik hem het nieuwe testament. ‘Ik zal uw handen losmaken, maar er staat iemand buiten op wacht!’

Evert bleef in de tuin werken om nieuwsgierige aagjes uit de buurt te houden en om in te grijpen als de man lawaai zou gaan maken. Ondertussen bleef ik in de keuken bezig, wachtend tot Evert kwam vertellen dat de man was opgehaald. Daar­na hebben we ieder spoor van zijn aanwezigheid uitgewist.

Pas toen de meisjes naar bed gingen, ontdekten we dat er weer een was weggelopen. Gelukkig niet een van de twee die me hadden gewaarschuwd. Hadden zij het aan anderen doorverteld? Of had de wegloper het met eigen ogen gezien?

Image

Ik ging het Evert vertellen en we zijn met de zaklantaarn gaan controleren of we niets over het hoofd hadden gezien. We besloten de deuren van de kamertjes open te zetten en de sleutels te ‘verliezen’. Het hek op de brug zou ook open blijven. Ik drukte Evert op het hart dat hij zich vooral niet moest laten zien, want dat deed hij anders ook nooit.

Daarna ging ik naar binnen, waar alle zusters nog op waren. Ik bracht verslag uit en vertelde dat alles in orde was. ‘Als de Duitsers komen, moeten jullie zoals altijd reageren.’ Daarmee bedoelde ik: helemaal niets doen!

Als de Duitsers ieder­een zouden verhoren, wist ik dat meerdere patiën­ten die jongens van de ondergrondse hadden gezien. Anderen zouden zeggen dat ze er niets van wisten of pas achteraf over hadden gehoord, toen die lui allang weg waren. Van de gevangene zelf wisten ze natuur­lijk helemaal niets!

Daarna gingen we naar bed. Ik sliep nog steeds aan de voorkant van het huis en lag lang wakker, met een hoofd vol scenario’s en mogelijke dialogen. Hoewel ik even ben ingedut, werd ik meteen wakker toen ik ze over de brug hoorde komen. Zoals gewoonlijk begonnen ze op de voordeur te rammen en ik schoot mijn ochtendjas aan en ging opendoen. Ik was bang dat ze dit keer zouden vragen naar de directrice, maar ook ditmaal namen ze genoegen met mij. Ik moest mee naar buiten. Ze bleven netjes wachten tot ik een jas en schoenen had aangetrokken.

Ze wisten waar ze moesten zijn en bleven zoeken naar nóg een ka­mer­­tje. Ik bleef verbaasd doen: ‘Welk kamertje bedoelt u? Wat zoekt u eigenlijk? Nee, dat is nooit een kamer geweest. Dat was ooit een varkenshok. Zo­lang ik hier ben staan die leeg. Nee, ik zou niet weten of er sleutels voor zijn. Nee, zover ik weet is het nooit afgesloten geweest met een hangslot.­’

Uiteindelijk zeiden ze dat ze verder zouden zoeken als het licht werd. Ook zij hadden zaklantaarns moeten gebruiken. Ik hoorde ze nog rond­­schar­relen en praten op het voorplein. Dit was niet goed. Straks kwamen ze alsnog de andere patiënten verhoren, maar de hemel hielp een handje mee. Het begon te hozen en na een paar minuten hoorde ik ze wegrijden.

Image

Gelukkig kwamen ze ’s ochtends heel vroeg terug, toen iedereen nog op bed lag. Pas nadat ze alles nog eens grondig hadden onderzocht kwam de Haupt­mann naar me toe om te vertellen dat er weer een meisje was aan komen lopen en dat we haar mochten ophalen.

Ik deed blij verrast. Was ze werkelijk bij hen? ‘Och mein Herr, vielen Dank!’

Daarna werd de patiënte weer opgenomen alsof er niets was gebeurd. Ze hoefde zich ook niet te verantwoorden en iedereen was het incident al gauw vergeten. Zelfs Evert en ik hebben er nooit meer over gesproken.

Pas na de oorlog werd bevestigd wat ik eigenlijk al wist, waar die man zelf ook bang voor was: het verzet kon hem onmogelijk vrijlaten, maar ook niet voor onbe­paalde tijd vasthou­den. Daarom werd hij in het bos doodgeschoten en daar begra­ven.

Hier heb ik geen schuldgevoel over, omdat ik weet dat ik niet anders kon han­­delen onder die om­stan­digheden, maar ook toen wist ik dat het een on­recht­ma­tige dood was. Dit besef gaf mede richting aan mijn levensloop.

>> Mijn moeder hield er wel degelijk een schuldgevoel aan over. Na de oorlog wilde zij zich als bewaker melden in Harderwijk, nadat ze had gehoord over de geweldsexcessen in het kamp. Uiteindelijk ging ze, met haar vader samen, werken bij de Stichting Toezicht Politieke Delinquenten.

Pas na haar dood wist ik de waarheid over de Schriele Gevangene te achterhalen. Er bestaan nog steeds twijfels over zijn identiteit, maar daardoor kan ik hem makkelijker het gezicht geven van vooraanstaande fascisten, die beurtelings bij mijn moeder smeken om een bijbel. <<